29 maart 2024

Motieven voor schaalvergroting in het onderwijs lopen zeer uiteen

DEN HAAG | NIEUWS | Er is geen eenduidige verklaring geven waarom schoolbesturen al dan niet kiezen voor organisatorische schaalvergroting. Het gaat om een opeenstapeling van motieven, ingegeven door de specifieke context waarin een bestuur opereert. Wel staat vast dat er nauwelijks nog wet- en regelgeving is die scholen financieel prikkelt om te fuseren tot een grotere verband.

Dat is de strekking van een groot onderzoek dat door de Erasmus School of Economics in Rotterdam is uitgevoerd naar de vraag welke relatie er is tussen financiële prikkels, fusies en schaalgrootte in het onderwijs. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de invoering van de wettelijke fusietoets, die als oogmerk heeft de menselijke maat in het onderwijs te borgen.

De onderzoekers hebben enerzijds officiële documenten bestudeerd en anderzijds steekproefsgewijs  gesproken met bestuurders en leidinggevenden van 54 organisaties in alle onderwijssectoren. Van primair onderwijs tot en met de universiteit. Om de antwoorden van bestuurders te kunnen wegen zijn ook gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van medezeggenschapsraden en raden van toezicht.

Volgens de onderzoekers hebben bijna alle geïnterviewde personen aangegeven dat er nauwelijks nog wettelijke regels zijn die het voor een school- of instellingsbestuur nog profijtelijk maken om een fusiepartner te zoeken. Wel zijn er indirecte prikkels tot schaalvergroting, die voortkomen uit de decentralisatie van verantwoordelijkheden naar besturen en de daarbij behorende verantwoordingsplicht. Te denken valt aan de lumpsumfinanciering.

Professionalisering

“Bestuurders zien het als een uitdaging om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen en tegelijkertijd de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Schaalvergroting kan een middel zijn om dit te verwezenlijken”, schrijven de onderzoekers in hun rapport. De interviews hebben uitgewezen dat de belangrijkste motieven van onderwijskundige aard zijn, gevolgd door organisatorische en economische motieven. Vooral eenpitters en kleinere besturen ervaren een druk om schaalvoordelen te zoeken.

Bij onderwijskundige motieven gaat het vooral om instandhouding van scholen en locaties, de onderwijskwaliteit en handhaving en verbreding van het onderwijsaanbod. Doorstroming (doorlopende leerlijnen) spelen vooral een rol in verticale verbanden in het MBO en het HBO. Bij scholen in het PO en VO gaat het om demografische ontwikkelingen, waardoor scholen in de rode cijfers komen of onder de opheffingsnormen komen.

Organisatorische redenen zijn onder meer professionalisering en verhogen van de effectiviteit. Innovatie, bestuurlijke slagkracht, grotere mobiliteit van personeel, betere financiële beleidsvoering en betere ondersteuning worden als voordelen genoemd. In de gesprekken met het veld werden door de geïnterviewden overigens ook nadelen van schaalvergroting aangehaald zoals verlies aan betrokkenheid en autonomie, bureaucratie en overhead.

Kleinschalig

De onderzoekers stelden vast dat iedereen het belang van kleinschalig onderwijs onderkent, maar dat er verschil is in visie of een relatief kleine bestuurlijke schaal  daarvoor noodzakelijk is. Ze hebben niet vastgesteld dat, een enkele uitzondering daargelaten, een hogere beloning voor de managers een rol heeft gespeeld bij het besluit om te fuseren.

De conclusie van de onderzoekers is dat een verdere schaalvergroting niet is tegen te gaan door een (marginale) aanpassing van de wet- en regelgeving. Dat komt omdat de verantwoordelijkheden in het onderwijs gedecentraliseerd zijn. De overheid zou daar weer pas weer greep op kunnen krijgen door deze keuze terug te draaien en de sturing weer centraal vanuit Den Haag te laten plaatsvinden.

Uit de cijfers in het rapport blijkt dat de meeste fusies in het onderwijs hebben plaatsgevonden in de periode 1990 – 2000. Procentueel gezien is het aantal scholen/instellingen toen met 20 procent gedaald, in de periode 2000 – 2008 was de daling 5 procent.

► Meer informatie over het rapport.

• Foto: Het bestuursbureau van OMO in Tilburg.OMO is in het voortgezet onderwijs veruit het grootste schoolbestuur met ruim 60.000 leerlingen.

Deel dit artikel