28 maart 2024

Isabelle Diepstraten: ‘Het onderwijs laat zich op sleeptouw nemen door hypes’

TILBURG | INTERVIEW | Problemen in het onderwijs zijn er om aangepakt te worden, maar dé oplossing bestaat niet. Zegt de Tilburgse onderzoeker dr. Isabelle Diepstraten. ‘Laten we er vooral niet vanuit één invalshoek naar kijken’.

Het onderwijs moet op de schop, want de leerlingen van nu zijn opgegroeid met computers en met internet en hun brein is daardoor heel anders dan van de kinderen in de 20e eeuw. Zegt prof. Wim Veen, die met deze boodschap de boer opgaat. De zap- of netgeneratie is zelfstandig en zelfbewust en wil niet in het keurslijf van de traditionele school.
 
Ja, het onderwijs moet op de schop, zeggen ook de neurocognotieve ontwikkelingspsychologen prof. Jelle Jolles en prof. Eveline Crone, want onderzoek naar puberbreinen heeft uitgewezen dat meisjes, laat staan jongens, helemaal niet goed zijn in zelfstandig leren. Het onderwijs moet weer de discipline en de strakheid van vroeger krijgen, weg met de zelfsturende leerling!
 
En dan is er nog de minister die zegt dat de kaarten in het voortgezet onderwijs gezet moeten worden op Nederlands, wiskunde en Engels, want het Nederlandse onderwijs moet terug in de mondiale top 5. En er is ook nog de kwestie dat jongens het tegenwoordig slechter doen dan meisjes en dat komt weer door…het onderwijs? Voor scholen wordt het steeds lastiger om de vraag te beantwoorden, welke richting moeten we gaan?
 
Dr. Isabelle Diepstraten, docent aan de Fontys Pabo en onderzoeker, vindt dat dat het onderwijs zich teveel op sleeptouw laat nemen door hypes. Want dat zijn in haar ogen de wetenschappelijke stromingen zoals die hierboven beschreven zijn. “Ineens zijn er mensen die pretenderen dat ze dé oplossing hebben voor de problemen in het onderwijs. En moet het helemaal anders met het onderwijs. Maar zo simpel is het natuurlijk niet, de wereld is heel complex. Dus laten we er vooral niet vanuit één invalshoek naar kijken”, zegt Diepstraten.
Wat haar opvalt is dat in de media wordt uitgedragen dat de jongeren van nu totaal anders zijn dan jongeren zoals we die ooit gekend hebben, ‘alsof ze van een andere planeet komen. Maar zelden heeft de jeugd ook zo’n positief, ideaal imago gehad’.
 
Onderzoek naar generaties
Al meer dan vijftien jaar doet de sociologe generatieonderzoek. “Je kan jongeren alleen begrijpen als je ze met oudere generaties en met jongeren van vroeger vergelijkt. Ik ben dan vooral geïnteresseerd om dat binnen het onderwijsveld te bekijken, in relatie tot de levensloop van mensen.” Want juist met die levensloop is van alles aan de hand. Dát blijkt veel te verklaren van gedrag en belevingen van jongeren op school.
 
In 2006 promoveerde ze op een proefschrift met als titel De Nieuwe Leerder. Daarin kijkt ze op een andere manier naar de wijze waarop mensen leren, door een koppeling te leggen naar hoe het leven er van een leerder uitziet en hoe die zelf naar het leven kijkt. Als je dat snapt, kun je daar lessen uit trekken voor het onderwijs. Ze benadrukt dat zij ook niet de wijsheid in pacht heeft. Maar ze heeft een gezond wantrouwen bij onderzoekers die dat wel pretenderen.
 
Puberbrein
Ze plaatst grote vraagtekens bij de betekenis van onderzoek naar het puberende brein. “Zet dat wel zoden aan de dijk? Je ziet de onderzoekers zelden vergelijkingen met oudere mensen maken. Je weet dus niet of het echt aan leeftijd gebonden is zoals het brein eruit ziet. De onderzoekers zouden bovendien generatieverschillen moeten uitsluiten. Dus, ziet het brein van een zestienjarige van nu er anders uit dan van een zestienjarige van dertig jaar geleden? Dat kunnen ze natuurlijk niet onderzoeken. Maar dat zijn wel relevante vragen.”
 
Favoriet tijdverdrijf van pubers: rondhangen op straat

En het is ook andersom, stelt Diepstraten: “Ander breinonderzoek heeft laten zien dat het brein verandert door leerprocessen. Dus, ligt het aan het brein dat iemand zo doet, of heeft iemand altijd op een bepaalde manier geleerd waardoor hij zo’n brein heeft? Klopt die theorie wel? Pubers zouden bijvoorbeeld niet kunnen plannen, maar mensen van een oudere generatie hebben op die leeftijd toch ook gewoon kunnen leren, ze moesten ook zelf hun tijd plannen? En die hebben het toch ook gered op school en later in de maatschappij? Jeugdsociologen zouden zeggen dat het hele begrip puberteit een sociale uitvinding is. Puberteit bestaat niet in elke samenleving en heeft in Nederland vroeger ook niet bestaan. Hoe zit dat dan met het brein. Heeft dat puberende brein wel altijd bestaan of is dat pas gekomen sinds we de puberteit hebben uitgevonden?” 

“Het is wel raar. Aan de ene kant hebben we dus mensen die het hebben over dé universele kenmerken van pubers als argument om het onderwijs te veranderen. Aan de andere kant mensen die een nieuwe generatie zien verschijnen waar het onderwijs van nu niet meer bij past. Maar het gaat wel allemaal over de hoofden van jongeren heen. Het zijn volgens mij vooral onderwijsonderzoekers en veranderingen naar een kenniseconomie die om ander onderwijs vragen.”
 
Babyboomgeneratie
Wat vind je van het generatiedenken, het plakken van etiketten?
“Allereerst is er die verwarring tussen leeftijd en generatie, mensen bedoelen vaak leeftijd. Zoals iemand van zestig die zegt, ‘toen ik zo jong was deed ik ook zo’. Daarnaast zijn er binnen generaties groepen die een soort stempel zetten. Bijvoorbeeld bij de babyboomgeneratie, die krijgt vaak het etiket van protestgeneratie opgeplakt, hoewel dat maar een groepje binnen die generatie was. Dat zie je ook in het onderwijs gebeuren met de jongste generatie. Zo hadden we ineens de ´netgeneratie´ en de ´zapgeneratie´ van Wim Veen. Het hele onderwijs moest anders.
 
Onderzoek heeft inmiddels al lang laten zien dat er onder jongeren hele grote verschillen zijn in hoe ze met internet omgaan, ze zijn lang niet allemaal digitaal vaardig. Het is een subgroepje dat het etiket maakt. Dat zie je ook aan het volgende. Mensen rekenen zich graag tot een generatie, het geeft ons een gevoel van identiteit, een soort collectieve herinnering ook. Maar mensen vinden de generatiekenmerken niet zo op henzelf van toepassing. Ze zien ook weinig grote verschillen tussen generaties.”

“Wat je wel als echt anders ziet, maar dat geldt al vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw, is dat jongeren opgroeien met een keuzebiografie. Jij moet zelf bepalen hoe jouw leven er gaat uitzien, jouw eigen weg kiezen. Die is niet meer zo standaard voorgeschreven. Dat wil overigens niet zeggen dat iedereen die keuzes heeft. Daar hebben we weer de verschillen tussen subgroepen. En: veel jongeren kiezen graag nog het standaardpad. Wat voor jongeren vanaf vooral de jaren negentig ook kenmerkend is, is dat ze bijna als gelijken met hun ouders onderhandelen en hun vaak als beste vriend ervaren.”
 

Ook jongens uit de hogere sociale milieus vallen uit

Emancipatie
Voldoet de school nog wel?
“Je ziet dat kinderen uit vooral hoog opgeleide milieus heel veel zelfvertrouwen meekrijgen. Die krijgen te horen van hun ouders: ga ontdekken, onderneem maar. Die kinderen redden het wel in de kennissamenleving, die durven risico´s te nemen. Maar zij botsen met de schoolcultuur, vooral de jongens. Dat is volgens mij de reden dat net name jongens uit hoge milieus uitvallen. Maar kinderen die niet uit zo´n milieu komen staan op een achterstand. Want de school bereidt ze niet voor op die samenleving en zij krijgen dat van huisuit niet mee. De school schiet dus tekort in haar emanciperende opdracht.”
 
En het vraagstuk van jongens en meisjes in het onderwijs, is dat een non-discussie?
“Nee. Je ziet twee dingen. De schoolloopbaan van jongens blijft achter bij die van meisjes. Terwijl dat vroeger andersom was. Dat is niet iets biologisch, dat zit niet in het brein, want anders was het nooit zo geweest dat jongens vroeger beter presteerden. Er is iets veranderd in onze maatschappij en in het onderwijs waardoor jongens meer moeite hebben met de schoolloopbaan.”

Maar zijn meisjes het beter gaan doen en zijn jongens op hetzelfde niveau gebleven of zijn die teruggezakt?
“Als het gaat om de schoolloopbaan dan zijn we met zijn allen naar boven gegaan. Vroeger deden meisjes alleen lagere school of hooguit huishoudschool. Nu gaan ze studeren, dat is het succes van de emancipatie. Maar tegelijkertijd zie je dat, als je prestaties meet, dat jongens helemaal niet achterblijven bij meisjes. Blijkbaar compenseren ze. Ze leren van elkaar en op andere plekken, buiten school. Het is niet voor niets dat je steeds meer drop-outs ziet in hogere milieus. Dat zijn vaak jongens die van huisuit en van hun vrienden zoveel meekrijgen dat die school eigenlijk niks extra meer oplevert. Hun schoolloopbaan lijkt achter te blijven, maar in hun prestaties en maatschappelijke posities zijn ze helemaal niet minder succesvol. Dat is heel interessant.”
 
Meisjes op achterstand
“Meisjes lopen nu wel voorop in hun schoolloopbaan maar daarna, als ze de arbeidsmarkt opgaan, worden ze bijna meteen weer door mannen voorbij gestreefd. Meisjes passen zich op school nog aan, in die zin is de emancipatie nog niet helemaal geslaagd. Die hebben toch nog iets van: Eerst maar mijn diploma halen en dan…  Maar jongens richten een eigen bedrijfje op en denken, ik red me zonder diploma ook wel. Wat ik zorgelijk vind is dat kinderen uit lagere milieus toch nog steeds in de lagere vormen van onderwijs terecht komen. Ze vallen meer dan gemiddeld uit. En voor hen heeft uitval meestal wel een heel schadelijk effect, omdat zij dat niet of nauwelijks kunnen compenseren met andere, maatschappelijk gewaardeerde leerervaringen buiten school, anders dan jongeren uit hogere milieus.”

__________________________________________________________

• Dr. Isabelle Diepstraten (1967, ‘verloren generatie’) studeerde Geschiedenis en Maatschappijleer aan de Tilburgse lerarenopleiding van Fontys Hogescholen en vervolgens Cultuursociologie aan de toenmalige Katholieke Universiteit Brabant. Ze was vervolgens werkzaam bij het instituut IVA, bij de lerarenopleiding van Fontys en nu de pabo van Fontys in Tilburg. In 2006 promoveerde ze op het proefschrift De Nieuwe Leerder – Trendsettende leerbiografieën in een kennissamenleving. Ze doet onderzoek naar en publiceert over cultuur en gedrag van jongeren. In 1998 publiceerde ze samen met dr. Henk Vinken en prof. Peter Ester het boek ‘Mijn generatie’, over zelfbeelden, jeugdervaringen en lotgevallen van generaties in de twintigste eeuw. In 2008 verscheen een geactualiseerde versie: Mijn generatie, tien jaar later

Deel dit artikel