29 maart 2024

‘We moeten af van de clichés over het mbo’

Tanja Jadnanansing [bron: YouTube]
INTERVIEW | Ze verruilde de drukte van de landelijke politiek voor een baan in de relatieve luwte van het onderwijs. Oud-Kamerlid Tanja Jadnanansing (PvdA) werkt sinds dit najaar bij het Albeda College in Rotterdam.

Op haar eerste werkdag wist ze al: hier op het Albeda College in Rotterdam zit ik op mijn plek. Dat kwam door een toevallig gesprek met enkele studenten. “Er stonden een paar meiden voor mijn werkkamer die het bordje lazen met mijn functie: programmamanager Strategie en Externe betrekkingen. Wat is dat, vroegen ze. Ik zeg, kom binnen dan leg ik het uit. Het werd een waanzinnig leuk gesprek. Als je jongeren in het mbo weet te prikkelen, komen ze los.” Tanja Jadnanansing (49) straalt als ze dit verhaal vertelt, zoals ze in het gesprek voortdurend de positieve kanten van het mbo benadrukt. Niet om de tekortkomingen te verdoezelen, maar ze is nou eenmaal een rasoptimist.

Zes jaar zat ze voor de PvdA in de kamerbankjes en voerde ze onder andere het woord over het mbo. Een wereld die ze dus, zij het op enige afstand, vanuit haar politieke baan al kende. “Er bestaan hardnekkige clichés over het mbo, maar ook over de Haagse politiek. Alsof Kamerleden niet zouden weten wat er in het veld speelt. Wij zijn heel vaak op werkbezoek geweest en spraken op die scholen met docenten, studenten, ouders, directies en bestuurders. Dan krijg je een goed beeld van een school.”

Kamerleden voor de klas
Daar komt bij, zegt Jadnanansing, dat steeds meer Kamerleden voor de klas staan om voeling te houden met de praktijk. “Ik gaf bijvoorbeeld een keer in de week les op een vmbo in Amsterdam – daar ga ik trouwens in mijn vrije tijd mee door. En ik sta hier ook elke week voor de klas, dat is een geweldige ervaring.”

Anderzijds is de beeldvorming over het mbo hardnekkig. Enorme instellingen waar studenten verloren lopen, rammelende organisaties, financiële debacles, gebrekkige vakopleidingen. En vooral: het idee bij ouders dat hun kind naar havo of vwo moet om succesvol te kunnen zijn in hun latere leven. “We moeten als sector veel meer het positieve tegenverhaal laten horen want er gebeuren zoveel mooie dingen. Ik wil daar heel graag als een ambassadeur een bijdrage aan leveren.”

Inspirerende docenten
Ze ziet in het mbo zeer betrokken, inspirerende docenten die zich met hart en ziel inzetten voor hun studenten. En die soms kolossale gebouwen dan? “We organiseren het onderwijs kleinschalig, studenten zijn hier geen nummer.” Alle jongeren, ook zonder vmbo-diploma of met een rugzakje, zijn welkom. “We zijn een inclusieve school.” En tegen de samenleving zou ze willen zeggen: “Realiseer je hoe waardevol de bijdrage is van mbo’ers, je komt ze op tal van plekken tegen in de maatschappij”.

Jadnanansing is ooit in Leiden afgestudeerd als jurist, maar al snel kwam het jeugd- en jongerenwerk op haar pad. In de diverse functies die ze heeft gehad, zoals manager in de welzijnssector en medewerker van het NOS Journaal, was de jeugd ‘haar ding’. Ze gelooft er heilig in dat je jongeren zélf een stap verder kunt laten zetten in hun ontwikkeling. “Je moet ze uitdagen om goed na te denken wat ze met hun leven willen, wat hun droom is, en hoe ze hun doel willen bereiken. Neem ze serieus.” Daarom is de rol van docent zo cruciaal, zegt Jadnanansing. Niet alleen voor de overdracht van kennis en vakmanschap, maar vooral in hun rol als mentor en coach.

Rekenen en taal
“De reken- en taalvaardigheden moeten in orde zijn, en ze komen hier om een vak te leren. Dat staat niet ter discussie. Maar het gaat ook om hoe ze zich als mens en als burger ontwikkelen. Zelfvertrouwen is bijvoorbeeld ongelooflijk belangrijk.” Het gaat er volgens haar om dat jongeren veerkrachtig zijn, bij een tegenslag niet bij de pakken neer gaan zitten. “We weten niet wat de banen van overmorgen zijn, maar we moeten onze studenten erop voorbereiden dat de arbeidsmarkt er anders uit zal zien. Ze zullen flexibel moeten zijn.” Die omslag is nu bijvoorbeeld al zichtbaar in de administratieve sector waar door automatisering vele duizenden banen op de tocht staan.

Haar keus voor het Albeda College (20.000 studenten), dat een confessionele grondslag heeft, was een bewuste. Ze groeide op in Suriname in een notarisgezin. Haar vader is een liberale hindoe, moeder katholiek. “Mijn ouders lieten ons kiezen, mijn zusje koos voor het katholieke geloof en ik ben hindoestaans. Maar ik ga bijvoorbeeld met Kerstmis mee naar de nachtmis, en zij gaat soms mee naar de mandir [tempel]. Het geloof geeft mij zelfvertrouwen.” Wat haar in het Albeda aanspreekt is dat er respect is voor andermans mening of levensovertuiging; de open houding.

Ze kreeg van haar ouders mee dat zij en haar zusje bevoorrecht zijn opgegroeid. “Papa zei, vergeet niet meisjes dat als je het goed hebt, je dat aan een ander terug moet geven. Dat heb ik heel goed in mijn oren geknoopt. Ik vind het mooi om bij te dragen aan het levensgeluk van een ander.”

[Dit interview is oorspronkelijk gepubliceerd in Verus Magazine, 2016]

 

 

 

 

Deel dit artikel