28 maart 2024

Waar is Amilah? Waar is Hala? Waar is Mohamed?

COLUMN NICO DE BEER


COLUMN | Afl. 1 |
Het is al wat jaren geleden. Laten we haar Amilah noemen. Amilah komt uit een Afrikaans land. Haar landgenoten behoorden hier tot de eerste gastarbeiders. Amilah is bijzonder knap, levenslustig en erg geliefd. Iedereen kent Amilah. Stralend gezicht en ogen vol jeugd. Opletten in de les doet ze niet. Altijd bezig met haar eigen wereld, altijd in het middelpunt. Amilah gaat westers gekleed, mooie make-up. Wie oog heeft voor schoonheid, kijkt naar Amilah. Na de toetsweek komt ze ineens niet meer op school. Er is een ziekmelding, en nog een. Dan stilte. Amilah is verdwenen. Haar vriendinnen draaien zwijgend het hoofd weg. De weken zonder Amilah rijgen zich aaneen. Er komt geen antwoord op een schoolbrief en de telefoon wordt nimmer opgenomen. ‘Amilah is naar huis,’ zegt een schoolvriendin, ‘meer weet ik niet.’ ‘Vader wil niet …,’ laat een ander zich ontvallen. Amilah woont weer thuis, in het land van opa en oma. Traditioneel gekleed en … uitgehuwelijkt. Of toch niet?

Ik was haar mentor. Waar is Amilah? Waar?

We moeten flink wat jaren terug in de tijd. Laten we haar Hala noemen. Hala komt uit het Midden-Oosten. Hala draagt een zware last. Ze is hier met haar doodzieke moeder. Ze zit in de mavoklas, maar Hala is erg vaak afwezig. Ze wil bij haar moeder zijn. Hala is een slim meisje en heeft veel potentieel. Ze gaat gebukt onder haar zorgen en haar blik is veelal naar de grond gericht. Dan duwt ze me ineens een brief in de hand. Zij en haar moeder worden overgeplaatst naar een ander AZC. Per direct. Ik zie haar voor het laatst. Ik loop met haar mee naar de administratie, waar ze een uitschrijfformulier ondertekent. Zonder woorden begeleid ik haar naar de deur, verbijsterd als ik ben door dit plotselinge vertrek. We geven elkaar een hand en ik wens haar het beste. Ik zie het meisje langs een hoge heg naar de straat lopen. Ik moet denken aan Lara Antipova uit Dr Zhivago, in haar laatste scène uit de film, waarin de getergde vrouw langs een hoge muur haar lot tegemoet loopt. De voice overin de film zegt: ‘Lara verdwijnt uit ieders gezicht. Niemand heeft haar ooit nog gezien. Ze is waarschijnlijk in een kamp geplaatst met duizenden andere, naamloze slachtoffers van haar tijd.’ Arme, arme Hala. Aan het eind van de heg zie ik haar uit het zicht verdwijnen.

Ik was haar mentor. Waar is Hala? Waar?

Het is net voor de eeuwwisseling. Laten we hem Mohamed noemen. Mohamed komt uit Somalië. Hij zit bij mij in de NT-2 klas. Mohamed is stil. Veel meer dan ‘Ja, meneer’, kan ik niet uit hem krijgen. Lusteloos ondergaat hij onderwijs, zonder kracht staat hij in het leven. Hij spijbelt veel. Ik ga op een middag bij hem langs. Hij betrekt een zolderkamer in de stad. Een donker trappengat en een deurklink die los zit. Geen reactie op mijn geklop. Als ik binnentreed, zit een trieste jongeman onderuitgezakt op bed naar een tv te staren. Hij schiet meteen overeind, uit respect. ‘Meneer.’ Ik praat met hem, of beter gezegd, tegen hem. Geen response. Een lichte knik met het hoofd, als ik weer wegga. Mohamed komt nog één keer naar school en doet mee aan het taalprogramma op de computer. Dan kiest hij ervoor om te verdwijnen. Geen reactie meer; de schoolbrief komt onbezorgd retour. Mohamed is in het illegale circuit verdwenen. Ergens woont hij nu of ergens loopt hij rond, z’n hoofd en hart vol oorlogsverschrikkingen.

Ik was zijn mentor. Waar is Mohamed? Waar?

 

Nico de Beer (Tilburg, 1958) is docent Nederlands en Engels aan de School voor Vavo in Tilburg. De Beer studeerde Journalistiek en schrijft wekelijks columns over uiteenlopende onderwerpen, waaronder onderwijszaken. (Bezoek zijn site: ndebeer.net)

 

Deel dit artikel