28 maart 2024

Vechten in de les (2003)

COLUMN GERARD SANBERG

COLUMN | BEROEP: ONDERWIJS | Afl. 9.5 |  Zes weken geleden heb ik een leerling er voor de tweede keer uitgestuurd. Een vervelende zaak, maar ja, iedereen (ouders, onderwijzers, maatschappelijk werkers, schoolbegeleidingsdienst, hulpverlening, decaan, mentor, coördinator mentoraat) was het er al jaren over eens dat Bart een moeilijke jongen was, niet geschikt voor gewoon, klassikaal onderwijs. Dus hij moest er weer eens uit.

De eerste keer, tijdens het gesprek erna in tegenwoordigheid van de werkmeester (we praten over de monteurs van GTI die les krijgen op de bedrijfsschool in Oisterwijk), schoot niet op. Het was duidelijk dat Bart al veel van deze gesprekken had meegemaakt en dat wij hem niets nieuws te melden hadden.

Hij hing slungelig tegen een bureau, was met moeite te bewegen zijn petje af te zetten, wilde me niet aankijken, mompelde en gromde wat, was nauwelijks te verstaan en dat interesseerde hem ook niks. De boodschap was duidelijk: ik heb hier geen boodschap aan.

In de les verminderde de overlast daarna slechts marginaal. Het bleef tobben en het tweede jaar, dit schooljaar dus, verschilde aanvankelijk niet echt van het eerste. Dus drie weken geleden moest hij er opnieuw uit, want ik zag hem aan de stoelpoot van een medeleerling trekken, met de bedoeling hem om te kieperen. Het mislukte, maar ik was kwaad en stuurde hem weg.

Daarop volgde een treiterend proces van langzaam overeind komen, tas inpakken, triomfantelijk om zich heen kijken – totdat ik de rugzak van tafel pakte en door de open deur over een afstand van 5 meter de gang op smeet. Dat maakte indruk – weg was hij. Maar het gesprek na de les was een openbaring – die enkele weken later paradoxaal genoeg werd bevestigd door een vechtpartij in de les.

Tijdens het gesprek, opnieuw in tegenwoordigheid van de werkmeester, zat Bart alert in zijn stoel. Hij lette goed op wat ik te berde bracht. Hij zette daar zijn eigen argumenten tegenover. Hij deed dus precies wat ik hem wilde leren: luisteren, verwerken, tegenargumenten bedenken en die op de juiste ogenblikken uiten. Nadenken en redeneren. Prachtig. Alleen was hij het niet met me eens (“Ik snap wel dat dat in uw ogen een grens overschrijden was, wat ik deed, maar mijn grens ligt dus gewoon een eindje verder.”), dat was nou wel weer jammer. Maar inwendig bewonderde ik hem. Hij keek me rustig aan, wachtte tot ik uitgepraat was (dat alleen al!) en bracht vervolgens gewoon zijn eigen visie op de zaak naar voren. In correcte volzinnen.

En die vechtpartij? Tja. Dat was paradoxaal genoeg een paar weken na die demonstratie van volwassen worden. De les liep als een trein, echt waar. We waren al 2 uur bezig (denk erom, deze sessies duren drie klokuren) toen ineens Bart zich omdraaide en zijn achterbuurman te lijf ging. Ik zag het niet aankomen, maar was er snel genoeg bij om te voorkomen dat ze echt slaags raakten. Bart deed drie dingen: hij draaide zich om en duwde de tafel achter hem hard weg zodat zijn achterbuurman die in zijn maag kreeg. Vervolgens graaide hij diens rekenmachientje van tafel en gooide dat naar zijn hoofd. Mis. Met zijn andere hand greep hij de multomap en gooide opnieuw. Raak. Midden in zijn gezicht.

Hij wilde overeind komen om erop te slaan maar op dat moment was ik erbij en drukte hem bij zijn schouders omlaag in zijn stoel. Ik voelde de woede door zijn trui heen. De achterbuurman bloedde behoorlijk uit een wond vlak naast zijn neus, waar de scherpe kant van de multomap hem had geraakt. Hij keek verlegen weg. Bart liet zich door mij tegenhouden, besefte wat ie gedaan had en werd vuurrood. Hij stotterde van woede, hij moest bijna janken zo kwaad was hij:

‘Godverdomme, die stomme lul, godverdomme, meneer, het ging zo goed, maar hij zit maar te klooien met die tafel tegen mijn stoel aan, maar godverdomme, u hebt de hele les nog niks tegen me hoeven zeggen, en hij, en hij ….’

Machteloze woede. Maar ik realiseerde me dat hij gelijk had: ik had hem van de hele les nog niet één keer vermanend hoeven toespreken. En ik snapte wat er aan de hand was: de achterbuurman had Bart zitten opnaaien in een poging wat kabaal op zijn kosten te krijgen. Ik kalmeerde Bart (‘Bart, af!’, daar moest ie om lachen en de spanning vloeide weg uit zijn schouders), stuurde de achterbuurman naar de wc om zijn gezicht te wassen en ging zonder veel omhaal door met de les. Pas een uur later, na de les, hadden we het er nog even over. Zonder de werkmeester dit keer, gewoon onder elkaar. Alle emotie was weggevloeid en iedereen haalde er zijn schouders over op. Ach, kan gebeuren.

 

 

Deel dit artikel