DEN HAAG | NIEUWS | Om vast te stellen of opleidingen van hogescholen en universiteiten aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen zal ook het ‘timmermansoog’ worden ingezet. Daaronder valt te verstaan de deskundige die op basis van brede ervaring kan zien of een instelling goed werk aflevert. Dit als tegenhanger van de kwaliteitsbeoordeling op basis van het afvinken van reeksen criteria.
Demissionair staatssecretaris Van Bijsterveldt (Onderwijs) noemt het ‘timmermansoog’ in haar memorie van antwoord aan de Eerste Kamer over de voorgenomen aanpassing van het accreditatiestelsel in het hoger onderwijs. Dit stelsel is in 2002 geïntroduceerd om de kwaliteit van het hoger onderwijs te borgen door een strenge controle, uitgaande van internationaal hoge standaarden. Dat is gelukt, buitenlandse waarnemers zien het systeem als hoogst betrouwbaar, streng en zorgvuldig.
Maar toch heeft deze aanpak niet in alle opzichten gebracht wat ervan verwacht werd. Het systeem is te weinig een stimulans gebleken om tot verdere kwaliteitsverbetering te komen. In het hoger onderwijs zag men deze kwaliteitstoetsing als een vorm van afrekencultuur. Een slechte beoordeling zou tot sluiting van een opleiding kunnen leiden. Dat oordeel wordt uitgesproken door de Nederlands-Vlaams Accreditatie Organisatie (NVAO). In de gewijzigde aanpak, die op 1 januari 2011 ingaat, draait het om een integrale benadering van de kwaliteit, in plaats van het werken met afvinklijstjes.
Vertrouwen
Doel is om er voor te zorgen dat er binnen hogescholen en universiteiten een open, vertrouwenwekkende cultuur ontstaat waarin het permanent werken aan kwaliteitsverbetering vanzelfsprekend is. Dat moet bovendien gepaard gaan met een wezenlijke vermindering van administratieve lasten. Volgens staatssecretaris Van Bijsterveldt is een reductie van 25 procent haalbaar.
De nieuwe wijze van accrediteren moet er toe bijdragen dat de ambitie van het kabinet om Nederland in de top 5 van meest concurrerende kenniseconomieën binnen de OESO (rijke Westerse landen) te brengen slaagt. Hoger onderwijs is in de ogen van het kabinet de motor van de kenniseconomie. Daarom moet in 2020 de helft van de Nederlandse beroepsbevolking hoger opgeleid zijn. Hogescholen en universiteiten moeten streven naar bijzondere prestaties en excellentie, maar dat moet steunen op een brede kwaliteitsbasis, aldus de staatssecretaris.