7 oktober 2024

‘Docent kan problematiek meertalige klas niet in eentje oplossen’

[Originele publicadatum oktober 2010]

TILBURG | ACHTERGROND | ‘De meertalige klas. Een vloek of een uitdaging voor docenten?’ Zo wordt het thema beschreven van het seminar dat onderzoeksinstituut Babylon (Universiteit van Tilburg) en Palet (adviseurs in diversiteit) op 5 november 2010 houden.


Maar eigenlijk is het een retorische vraag, zo blijkt uit een gesprek met de taalwetenschappers dr. Peter Broeder en dr. Mia Stokmans, respectievelijk docent en hoofddocent aan de Universiteit van Tilburg (UvT).

De Tilburgse universiteit heeft met het Babylon (Centrum voor Studies naar de Multiculturele samenleving) een stevige reputatie opgebouwd als het gaat om onderzoek naar de betekenis van meertaligheid, in het bijzonder in het onderwijs. Nieuw is het onderzoek van Broeder en Stokmans naar verschillen in geletterdheidvaardigheden en slagingskans tussen monocultureel en multicultureel samengestelde klassen.
En dat vanuit het perspectief van de docent. Dat is vrij ongebruikelijk, zegt Broeder. Er is heel veel onderzoek gedaan naar meertaligheid in het onderwijs, naar onderwijsachterstand, maar vrijwel altijd stond daarin de leerling centraal.

Merkwaardig
Eigenlijk merkwaardig, vonden de twee onderzoekers, omdat juist de inbreng van de docent zo cruciaal is in het leerproces. In het kader van een groot project voor de ontwikkeling van een Europees kerncurriculum, deden zij in Nederland onderzoek onder leraren over hoe zij omgaan met meertalige klassen.
Dat kerncurriculum is bedoeld om docenten te helpen bij het verwerven van kennis en het ontwikkelen van competenties, nodig om effectief onderwijs te kunnen verzorgen in meertalige klassen.

De schoen wringt daar waar de instructietaal of schooltaal van de leraar niet aansluit bij de geletterdheidvaardigheden van de leerlingen. Simpel gezegd: de leerkracht leg de lesstof uit op een manier dat het voor een groot deel over de hoofden van de leerlingen heengaat. Ook bij een tweede of derde poging, die in wezen niet verschilt van de eerste poging.

“Ons onderzoek wijst uit dat docenten ervaren dat daar een gigantisch probleem ligt. Dat wisten we natuurlijk al langer, maar het is voor het eerst op deze manier in kaart gebracht.  Dit is heel verontrustend. Maar ook is verontrustend dat leraren aangeven dat ze niet goed zijn voorbereid op de meertalige klas.”
De leraren die aan het onderzoek hebben meegedaan zijn over het algemeen zeer ervaren, gemiddeld geven ze al ruim acht jaar les in een meertalige klas.

Kerncurriculum
En daar komt het Europees kerncurriculum in beeld. Dat biedt de docenten instrumenten om de problematiek te tackelen. “Wij pleiten voor een alomvattend aanpak, over alle vakken heen. Het is niet alleen de verantwoordelijkheid van de docent Nederlands. Docenten kunnen dat dus niet in hun eentje oplossen, ze zitten niet op een eilandje.”
“Dat moeten ze samen doen, op basis van een heldere schoolbrede visie. Het moet ingebed zijn in de schoolcultuur, die bevordert dat iedereen meedoet en zich thuis voelt, alle docenten, alle leerlingen, en ook ouders en andere betrokkenen.”

Een van de belangrijke punten daarin is volgens Stokmans dat docenten een open, respectvolle houding hebben naar hun leerlingen en zich niet laten leiden door vooroordelen. En het vermogen om kritisch te reflecteren op het eigen handelen is eveneens een belangrijke voorwaarde.
Een belangrijk punt in deze aanpak is een professionele houding van docenten. Iedereen onderstreept gelijke kansen in het onderwijs. Maar in een multiculturele samenleving vereist dit credo veel van docenten.
Een grotere diversiteit in de klas eist een grotere flexibiliteit en een meer open houding van docenten, maar ook een grotere vaardigheid om de diversiteit aan meningen en opvattingen van leerlingen in positieve zin bij te laten dragen aan de sfeer in de klas.

Onderwijs als teamsport
Een diverse klas als geheel is een onuitputtelijke bron aan verschillende voorbeelden en ervaringen. Hiervan kan een docent gebruik maken om de lesinhoud interessant en pakkend te maken. Onderwijzen is dan een teamsport, waarbij de docent de spelverdeler is in de klas. Bij deze aanpak is het vermogen om kritisch te reflecteren op het eigen handelen een belangrijke voorwaarde.

“Een docent zal misschien wel denken: ‘Daar heb je weer zo’n academisch verhaal. Geef mij maar kant en klare recepten waarmee ik morgen in de klas aan de slag kan’. Maar in een snel veranderende samenleving werkt dat niet. Docenten zullen na moeten denken over hun functioneren en ze zullen een actieve, kritische bijdrage moeten kunnen leveren aan het team. Ze zullen flexibeler, dynamischer om moeten gaan met de diversiteit in hun klas. Die ontwikkelingen zijn trouwens al gaande in ons land”, zegt Broeder.

Monoloog werkt niet
Het eenrichtingsverkeer, de docent die voor de klas een monoloog afsteekt en de leerlingen daar later op bevraagt, dat werkt niet meer, meent Stokmans. “Daar wringt de schoen. Het gaat erom dat een docent interactief met de klas of groep aan de slag om na te gaan wat hij of zij gezegd heeft ook daadwerkelijk is overgekomen.”
“Laat kinderen bijvoorbeeld zelf met voorbeelden komen, in een dialoog. Vanuit de vraag: Hebben ze het gesnapt en waar zitten eventueel de leemtes. Je moet je er als docent bewust van zijn dat heel veel leerlingen jouw verhaal de eerste keer niet begrijpen. Je kunt als docent gebruik maken van de diversiteit in de klas.”

   
 

Deel dit artikel