BREDA | NIEUWS | Dat jongens en meisjes in een aantal opzichten verschillen is evident, maar dat moet niet overdreven worden. En het moet in het onderwijs zeker geen wedstrijd worden tussen jongens en meisjes. “Neem de verschillen met een grote korrel zout”.
Dat was de relativerende boodschap van Lauk Woltring, die zich verdiept heeft in sekseverschillen en hoe hiermee om te gaan in het onderwijs. Woltring was een van de inleiders op een studiemiddag van het netwerk voortgezet onderwijs – hoger onderwijs in West-Brabant. Centrale thema was ‘Hoe adequaat om te gaan met sekseverschillen in de klas, bij de beroepsoriëntatie en in het vervolgonderwijs’.
Wie verwacht had van de inleiders pasklare antwoorden te horen, kwam bedrogen uit. Daarvoor is het vraagstuk te complex. Wel hadden de inleiders tips voor de deelnemers aan de studiedag, waarbij er een boven alles uitstak. Namelijk, biedt leerlingen onderwijs dat inspireert, motiveert, uitdagend en – vooral – betekenisvol is. Of zoals de Amerikaan Brian Godor, onderzoeker van het Leer- en Innovatiecentrum van Avans Hogeschool het in een woord samenvatte: Engagement.
Volgens Woltering, expert in jongensgedrag, wijzen de cijfers onomstotelijk uit dat meisjes het de laatste jaren beter doen in het onderwijs. Ze vallen minder uit, komen minder in het speciaal onderwijs terecht. Maar hij haastte zich er aan toe te voegen blij te zijn met de emancipatie die zich afgelopen decennia heeft voltrokken.
Woltring benadrukte voortdurend dat het om gemiddelden gaat, dat het plaatje veel ingewikkelder is dan het eenvoudige schema J/M en dat het met veel jongens redelijk tot goed gaat; zij ontwikkelen hun talenten. “Een grote groep jongens komt echter niet echt uit de verf, en met 15 tot 20 procent gaat het mis.”.
Een deel van de jongens, zo betoogde Woltering, ontwikkelt al vroeg een ‘schoolhekel’. Jongens die zich op school niet op hun plek voelen hebben de neiging zich af te sluiten en dat kan leiden tot onhandelbaar gedrag in de klas. Mede gevoed door het hoge testosteron dat jongens parten speelt. Volgens Woltring heeft het echter geen zin om met harde maatregelen dat gedrag te corrigeren.
“Verplaats je als docent in zo’n leerling, bedenk hoe je in zo’n situatie zelf zou reageren. Ze weten heus wel wat ze fout doen, daar hoef je ze niet voor te straffen. Maar stel wel grenzen en biedt ze een uitweg.” Het advies dat hij de deelnemers mee gaf: Wees je ervan bewust dat de sekseverschillen er zijn, maar ook dat ze niet op dezelfde manier voor elke leerling uitpakken.
Brian Godor verricht onderzoek naar studievoortgang en de studieprestaties van studenten van Avans Hogeschool. In dit breed opgezette onderzoek wordt ook gekeken naar de resultaten van mannelijke en vrouwelijke studenten. Dat de meisjes het door de bank genomen beter doen dan de jongens laten de cijfers duidelijk zien, maar met oordelen moet je heel voorzichtig zijn, aldus Godor. En je moet je zelfs afvragen of de vrouwelijke studenten wel goed presteren, misschien doen de jongens het (nog) slechter.
Dramatisch beeld
De cijfers laten in ieder geval een dramatisch beeld zien, tussen de 35 en 40 procent van de studenten haalt niet de propedeuse. Waar dat aan ligt en hoe je dat zou kunnen voorkomen? Een vraag waar onderzoekers al jarenlang hun tanden op stuk bijten. Of zoals Godor zei: “Er is geen ultieme pleister.” Wat in ieder geval een rol speelt is dat studenten gemotiveerd raken als ze de relevantie zien van de leerstof in het curriculum. Een ding is zeker, hoe meer inzet en tijd een student in zijn studie steekt, des te groter is de kans op succes. Veel moeilijker is het volgens Godor om vooraf te voorspellen welke student het haalt, en welke het niet.
Mandy Stoop, verbonden aan het Heerbeeck College in Best, is gespecialiseerd in het onderwerp meisjes en techniek. Het is volgens haar bittere noodzaak dat geprobeerd wordt om meisjes over te halen om te kiezen voor een technische studie. “Het is een economisch verhaal, bètameisjes zijn keihard nodig om onze innovatiekracht te behouden.” Volgens haar is dat potentieel er wel, want in Brabant kiest zestig procent van de meisjes op havo en vwo voor een natuurprofiel. Maar vervolgens kiest maar een beperkt deel voor een bètaopleiding aan hogeschoolschool of universiteit, en al helemaal niet zo snel voor de ‘harde’ techniek.
Praticum
Dat sekseverschillen hier ook een rol spelen liet Stoop zien aan de hand van foto’s die ze tijdens een practicum van een havo 2 klas had gemaakt. Een meisjeskoppel las aandachtig de toelichting alvorens aan de opdracht te beginnen. Een jongenskoppel keek de toelichting nauwelijks in en ging meteen aan de slag. En bij een gemengd koppel nam de jongen meteen de leiding.
“Meisjes voelen zich onzekerder in bètavakken. En je moet als docent oppassen dat je niet in de valkuil stapt door dat onbedoeld te bevestigen. Bijvoorbeeld door tegen een meisje dat een 6,3 haalt te zeggen: Prima gedaan! En tegen een jongen met een 6,3: Maar jij kunt toch veel beter?!”. Meisjes, aldus Stoop, schatten hun talenten stelselmatig lager in. Wat ook niet helpt is dat er in de bètasector weinig vrouwelijke rolmodellen zijn.