COLUMN | BEROEP: ONDERWIJS | Afl. 8.15 | Vrijdagochtend op Stappegoor: een lokaal vol techniekjongens en –meisjes die aandachtig luisteren naar presentaties over hun toekomstige Afrika-avontuur en die aandacht afwisselen met melige grappen – anders wordt het saai. Het gaat over hun Saharareis in het voorjaar in hun zelf opgeknapte auto’s en hoe zij zich moeten gedragen daar.
‘Houd je aan de wet’, waarschuwt Afrika-deskundige Jan Huizinga gedecideerd. ‘De politie treedt daar streng en robuust op en het is echt niet de bedoeling dat je met 140 kilometer per uur gaat rondscheuren!’
‘140? Dan valt ie uit elkaar’, luidt het droge commentaar van de jongen naast me. ‘Ja, en anders wij wel, met die schokbrekers van onze wagen’, antwoordt zijn buurman.
Jan: ‘Op vrijdagmiddag gaan zij naar de moskee, maar jullie gaan presenteren. Houd die presentatie kort, gewoon je plan uitleggen. In het Engels dus.’
‘Oh, in het Engels? Dan blijft het vanzelf kort.’
Terwijl de ene helft de presentaties tot zich neemt, slaat de andere helft de apk van hun auto’s gade. Die keuring (Zijn ze Saharaproof?) gebeurt in onze werkplaats automotive door studenten motorvoertuigentechniek. Eerstejaars die worden begeleid door vierdejaars: dat past het mooi in het curriculum en zo krijg je meteen mee wat de essentie is van het mbo: onze studenten kúnnen echt iets, iets praktisch, iets waar je wat mee opschiet.
Dat wordt ook duidelijk als de projecten aan de orde komen. Naar Abene, Gambia, gaan drie studenten automotive van het Arcuscollege. Er is daar wel een auto als educatief model aanwezig, om aan te sleutelen dus. ‘Daar kunnen we die van ons dan mooi naast zetten na 3000 kilometer Sahara’, is het droge commentaar in een Limburgs accent.
‘Er is daar behoefte aan de opzet van een elektro-practicum. Ze hebben wel spullen staan, maar ze weten vaak niet hoe het werkt of waar het voor dient.‘
‘Ja, dat heb ik ook weleens als ik die spullen bij ons op school zie.’
Ze vertrekken op 18 februari, vanuit Bavel. Het wordt een flinke stoet van zo’n veertien auto’s, maar ze rijden na dag 1 individueel, met afgesproken ontmoetingspunten. Als ze na drie weken aankomen, presenteren ze hun projecten. (In het Engels, dus kort!) Daarna gaan ze zeven weken aan de slag, allemaal onderdeel van hun officieel erkende afstudeerstage. Eind april / begin mei vliegen ze terug, de auto’s blijven daar achter. Dan draaien ze nog een paar weken stage in Nederland, daarna examen en diplomering. Dat gaat wel goed aflopen, want het zijn excellente studenten, die wij op pad sturen.
Ze gaan van alles meemaken, tijdens die stage, en dat blijft ze hun leven lang bij, als ik de reizigers van vorig jaar moet geloven. Serieus dus, maar met de nodige humor:
‘Elektriciteit, het is er wel maar je ziet het niet en dat wordt dus op sommige plekken in Afrika als een hokuspokusding ervaren’, vertelt Jan nog als waarschuwing.
‘Ja, op sommige plekken in ROC Tilburg ook’, is het droge commentaar.