DEN HAAG | NIEUWS | Minister Van Bijsterveldt gaat niet zitten morrelen aan het idee van de lumpsum, die scholen een grotere mate bestuurlijke vrijheid in primair en voortgezet onderwijs heeft gegeven.
Daarom zal de minister geen uitvoering geven aan een motie van de Tweede Kamer waarin haar wordt opgedragen om, via de inspectie, er op toe te zien dat de leerling-leraarratio wordt toegepast en nageleefd. De ratio wordt dan bepaald op basis van de bekostigingsgrondslag.
De Kamer wilde zo meer de garantie krijgen dat het geld van de overheid zoveel mogelijk naar het primaire proces gaat, naar ‘handen in de klas’. Maar de bewindsvrouw voelt hier niets voor, schrijft ze in een brief aan de Kamer.
“De motie is strijdig met de lumpsumgedachte. In het primair en voortgezet onderwijs ontvangen scholen een totaalbedrag voor al hun uitgaven. Dit totaalbedrag is bedoeld voor materiële en personele uitgaven. Scholen bepalen – binnen wettelijke grenzen – zelf hoe ze het geld besteden. Hierdoor kunnen scholen hun beleid en onderwijs beter afstemmen op de situatie in en rond de school.”
En: “Het is aan de school zelf om te bepalen hoeveel en welke formatie wenselijk en nodig is om onderwijs te geven en de school te beheren. Scholen gaan namelijk over het hoe (hiertoe behoort de daadwerkelijke leerling-leraarratio), de overheid over het wat.” Zonder de naam te noemen verwijst Van Bijsterveldt hier naar het rapport van de Commissie Dijsselbloem.
De minister voert verder aan dat de overheid via de inspectie zicht heeft op de kwaliteit van het onderwijs. Onder meer door naar de opbrengsten te kijken, maar ook naar zaken schooltijden en onderwijstijd. Verder wijst ze erop dat belanghebbenden in het voortgezet onderwijs (zoals leerlingen, ouders) dankzij Vensters voor Verantwoording veel informatie kunnen achterhalen over de prestaties van hun school.
Schoolvestiging
De minister is eveneens afwijzend tegen een eerder aangenomen Kamermotie om, bij wijze van experiment, de bekostiging niet aan een bestuur over te maken, maar rechtstreeks aan de schoolvestiging. De gedachte achter deze motie is dat er in grote bestuurlijke organisaties onvoldoende geld terechtkomt daar waar het volgens de Kamer thuishoort: op de school zelf.
Maar Van Bijsterveldt ziet om verschillende redenen geen mogelijkheid om de motie uit te voeren. Strijdig met artikel 23 van de Grondwet, strijdig met wetgeving waarin staat dat de rijksbijdrage alleen op de rekening van een bestuur (zijnde het bevoegd gezag) gestort mag worden. Een schoolvestiging heeft is geen bestuurlijke rechtspersoon. Bovendien geeft het een hoop bureaucratische rompslomp.
In de brief gaat de minister verder nog in op gevolgen van krimp en op het onderzoek van de SP ‘Minder geld, grotere klassen’.
► Lees hier de brief van de minister