7 oktober 2024

Minister Bussemaker roept leraren op om mee te denken

Minister Jet Bussemaker, foto Ruud Hoornstra

INTERVIEW | Minister Jet Bussemaker (PvdA) publiceert in de Nationale OnderwijsWeek haar Lerarenagenda. De docent is, op alle niveaus, cruciaal om het onderwijs op een hoger plan te brengen. Ze roept daarom alle leraren op met haar mee te denken. Een interview met de bewindsvrouw.

 

 

 

Tekst: Emmanuel Naaijkens

De dynamiek is groot in het onderwijs. De veranderingen in de maatschappij laten het onderwijs niet onberoerd. Er komt best veel af op het onderwijsveld, constateert de minister in een telefonisch interview. “Hoe zorgen we dat we onze leerlingen en studenten het beste onderwijs krijgen? Daarvoor moet je steeds innoveren. We zijn er in Nederland heel erg goed in om kinderen die het wat moeilijk hebben erbij te halen. Maar we moeten ook zorgen dat toptalenten zich kunnen onrtwikkelen. Daar heb je goede leraren voor nodig. De digitalisering heeft enorme gevolgen voor de vormgeving van het onderwijs. Je ziet dat steeds meer kennis gevraagd wordt, niet zozeer over één onderwerp maar over de combinatie van disciplines.”

Gaan we toe naar Onderwijs 2.0?

“Onderwijs innoveert altijd. Ik zou niet de indruk willen wekken dat men dat de afgelopen jaar niets heeft gedaan. En dat zullen we moeten blijven doen voor de toekomst. Dat vraagt op een andere manier ook hoe je omgaat met onderwijsmethoden/middelen. Dat vragen we aan de leraar voor de klas want die bepaalt natuurlijk uiteindelijk de kwaliteit van het onderwijs.”

De directeur van Kennisnet ziet overal dynamiek in het onderwijs. Is dat ook uw waarneming?

“Absoluut. Ik heb bij de opening van het academisch jaar en van het hogeschooljaar gewezen op het grote belang van digitaliseren en met een nieuwe manier van kennis omgaan. Ik denk dat digitale kennis een hele goede aanvulling kan zijn op het fysieke contact tussen student of leerling en docent. Dat kan nooit worden vervangen. Ik denk wel dat digitale middelen voor dingen die heel moeilijk zijn kunnen helpen om studenten te begeleiden. Het gaat erom die digitale middelen zo goed mogelijk te gebruiken.”

Houdt dat in dat ook de rol van de docent verandert?

“Die zal altijd moeten blijven leren. Hij of zij zal moet leren omgaan met digitale middelen. En zich moeten afvragen wat de meerwaarde daarvan is en of je misschien niet op een andere manier les moet geven. Voor basisscholen bijvoorbeeld zou dat kunnen inhouden dat leerlingen meer met elkaar aan digitale opdrachten werken die ze anders klassikaal zouden maken.”

Een deel van de docenten is sceptisch over de inzet van ict. 

“Sommigen zijn sceptisch, maar ik kom ook docenten tegen die heel erg enthousiast zijn. Die bezig zijn met flipping the classroom. Met name jonge leraren en die moet je ook de ruimte geven. Ik wil leraren nadrukkelijk bij het beleid betrekken.”

Gaat innovatie van het onderwijs alleen over het gebruik van ict?

“Het is veel meer. Het is ook reflecteren op je werk en op je vak. En op wat anderen doen, zoals peerreview. Ik vind belangrijk dat docenten met elkaar bezig zijn over hoe ze hun vak vorm geven. Ze moeten dat niet in hun uppie doen. Goed onderwijs wordt niet gemaakt door één docent die goed is een vak. Ze moeten dat samen met elkaar doen.”

U werkt aan een lerarenagenda die het kabinet begin oktober publiceert. Wat zijn de hoofdlijnen?

“Dat is een agenda waarin we aangeven hoe belangrijk het vak van leraar is, hoe veeleisend en hoe soms moeilijk ook. Dankzij al die nieuwe dingen die op ons afkomen, de ontwikkelingen in de samenleving en digitalisering. De eisen die de buitenwereld op het onderwijs legt.  We willen werken aan beter onderwijs. Dat vraagt veel van docenten en de lerarenagenda zal vooral op ingaan hoe we daar samen met docenten vorm aan kunnen geven. Hoe zorg je dat de juiste en beste studenten op de lerarenopleiding krijgt? Hoe zorg je dat die lerarenopleidingen optimaal les gaan geven? Hoe zorg je daarna dat afgestudeerden ook gemakkelijk de overgang naar de school maken. En hoe ze interesse blijven houden in hun vak, zich bijscholen.”

In de voorbereiding van de lerarenagenda hebben de bewindslieden op Onderwijs veel gesproken met leraren, schoolleiders en bestuurders. Ze lieten zich door hen inspireren. Want er zijn ontzettend veel initiatieven van onderop. Bussemaker hoopt dan ook dat de brief die naar de Tweede Kamer gaat over de lerarenagenda door docenten herkend wordt. Niet alleen wat de problemen betreft, maar ook de uitdagingen. “En dat ze mee willen denken hoe het beter kan.”

Een probleem is dat veel startende leraren het binnen vijf jaar voor gezien houden. Maakt u zich daar zorgen over?

“Ja, dat is een van de belangrijke aandachtspunten in de agenda. Van de geïnteresseerde studenten voor een lerarenopleiding en dus potentiële leraren, staat na vijf jaar nog maar 28 procent voor de klas. Er vallen studenten uit bij het begin van hun opleiding, aan het eind en vervolgens valt een groot deel uit in de eerste jaren dat ze voor de klas staan.  De kernvraag is: hoe kunnen we er met zijn allen voor zorgen dat dat verbetert.”

Tot slot, onlangs is het Onderwijsakkoord gesloten. Hoe belangrijk is het akkoord?

“Ik ben er heel blij mee. Het is goed dat we met zijn allen, zowel de vakbonden als de werkgevers, deze enorme stap naar professionalisering en verbetering van het Nederlandse onderwijs kunnen realiseren. Wij kunnen wel vanalles in Den Haag bedenken maar het gaat er toch om dat we het met elkaar doen, zodat leraren en leerlingen er beter van worden. En met dit akkoord is daarvoor een belangrijke stap gezet.”

[Dit interview is ook geplaatst in de Nationale Onderwijskrant 2014]

Deel dit artikel